1 Korintiërs 10: 16b en 17: “Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.”
Telkens wanneer we de eucharistie vieren en de communie ontvangen, komt Jezus in ons op een bijzondere manier. We geloven dat bij de consecratie, wanneer de woorden die Jezus sprak bij het laatste avondmaal, opnieuw door de priester worden uitgesproken, Jezus zelf in het Brood en de Wijn aanwezig is. Wanneer we dan het brood ontvangen, dan deelt Jezus zich aan ons uit en worden we daardoor persoonlijk gezegend, maar ook als onderdeel van het lichaam van Christus, de kerk/geloofsgemeenschap. In de kerk heeft alles wat er gebeurt een betekenis. Het breken en delen van het brood gaat niet alleen over de praktische betekenis van delen met elkaar, maar ook over de gemeenschap van gelovigen die met elkaar verbonden zijn. We noemen dat het Lichaam van Christus, waarover Paulus zulke mooie woorden zegt over de gaven en talenten die wij allemaal hebben en die we voor elkaar mogen inzetten.
Steeds wanneer we het sacrament (een zichtbaar teken en een onzichtbare uitwerking) van de eucharistie vieren wordt de betekenis daarvan duidelijk. We nemen een stukje brood, we merken er misschien niet veel van (of niets) en toch gebeurt er iets in ons. Dat is Sacramentszondag. Je ziet het niet, maar het is er wel.