Filippenzen 1: 23 en 24: “Ik word naar twee kanten getrokken: ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste. Maar voor u is het nuttiger dat ik nog hier blijf.”
Deze woorden lijken vreemd, maar een variant kom je nog wel eens tegen bij oudere mensen die alleen zijn achtergebleven. Het hoeft van hen niet meer zo en zij voelen een spanning tussen het blijven voor de kinderen en kleinkinderen en het verlangen om bij hun partner te zijn die hen is voorgegaan.
Paulus kende deze spanning ook in zijn verlangen om bij Jezus te zijn en de roep van de gemeenschappen waar hij het evangelie verkondigde. Hij leefde heel dicht bij onze lieve Heer en was best moe van al dat reizen en moeilijkheden waar hij tegenaan liep. Toch ziet hij hoe belangrijk het is dat zijn werk nog even door zou gaan. Wat betekent dat voor ons?
Wij hebben allemaal een opdracht op deze wereld. Zoals vorige week overdacht leven we niet voor onszelf alleen. Wij vormen onderdeel van het grotere geheel en op onze eigen vierkante meter zijn wij van onmisbare waarde. Wij zijn er niet zo maar en ook niet zo maar op de plek waar we leven. Daar heb je een taak te vervullen, ben je feitelijk zelf een boodschap. Wij zijn ons dat meestal niet bewust, maar wat wij doen en nalaten heeft impact op onze omgeving. Wanneer we ons inzetten voor het goede, dan delen we Gods liefde met onze naaste en verkondigen we daarmee het koninkrijk van God. Zolang onze weg op deze aarde niet eindigt, is het heel nuttig dat wij er zijn en gelijktijdig weten we dat er een onuitsprekelijke heerlijkheid op ons wacht. Twee werelden die in ons een weg mogen vinden. De volle inzet op deze aarde en de volle hoop op de toekomstige.