Openbaringen 21: 3 en 4: “Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.”
Wat een geweldig vooruitzicht spiegelt de apostel Johannes ons. Alle tranen die worden afgewist. Hoewel we de meeste dagen gelukkig zijn of in ieder geval gelukkig kunnen zijn, ontkomen we niet aan verdriet. Verdriet in ons eigen kring door ziekte en dood en in het groot door oorlog, ongelukken en natuurrampen. Er is veel verdriet waar we geen antwoord op hebben omdat het ons overkomt. Er is veel verdriet dat wat mensen elkaar aandoen en daar hebben we ook geen antwoord op. God belooft niet dat Hij het leed van ons wegneemt of weghoudt. Hij werd mens en ging het leed ook niet uit de weg, maar ging er middenin staan en naam het leed op zich.
Het visioen van alle tranen die worden afgewist is een troost dat onze tranen niet vergeefs zijn, niet om niets zijn gevloeid. Het is een belofte dat de tranen worden afgewist en daarmee gezien zijn en een plek hebben in ons leven. Vaak is de vraag wat de zin van iets is. Wij mogen geloven dat bij het wissen van onze tranen in de hemel, de zin van ons leven zichtbaar zal worden. Dat wat mooi was nog mooier zal blijken en dat wat verdriet was, als parels groeien totdat ze rijp zijn om een plek te krijgen in ons eeuwig leven.